Bid elke dag het Rozenhoedje + de Geloofsbelijdenis
Ik geloof in God de Almachtige Vader ...
Onze Vader ...
Weesgegroet ...
Glorie zij de Vader ...
Heilige Maria, kom tussen voor mij.
Eerste dag: De wil van de Heer
O God, die gewild hebt dat uw Woord in de schoot van de H. Maagd Maria, op de dag van haar glorierijke Boodschap, het vlees zou aannemen : maak, smeken wij U, dat met degene te eren, welke wij geloven waarlijk de Moeder Gods te zijn, wij altijd door haar voorspraak bij U mogen geholpen worden. O God, opperherder van alle gelovigen, sla een gunstige blik op uw dienaar N., welke Gij aan uw Kerk tot herder en opperhoofd hebt gegeven, schenk hem de genade diegenen, met welke Gij hem belast hebt, door zijn woorden te onderwijzen en door zijn gedrag te stichten: opdat hij eens met de kudde, die Gij hem hebt toevertrouwd, tot het eeuwige leven moge geraken. O God, die onze toevlucht en onze sterkte zijt, aanhoor genadig de gebeden, die uw Kerk U toestuurt, met die godsvrucht, waarvan Gij de bron zijt; en voorkom ons krachtdadig met uw genade, om welke wij U met betrouwen smeken. Door J.-C., onze Heer. Amen. Dat de allerheiligste Maagd met haar goddelijke Zoon ons zegene,
Tweede dag: De aankondiging
Ik groet u, o allerheiligste Maagd! Die, na een hemelse boodschap ontvangen te hebben, door de Engel Gabriël gegroet en vol van genade verklaard te zijn geweest, door God zelf boven alle Koren der Engelen werd verheven, en uzelf de dienares van de Heer noemde: "Ecce ancilla Domini." Ach, bekom mij een oprechte ootmoedigheid en een ware engelse zuiverheid, opdat ik, door de heiligheid van mijn leven, mij gestadig van de zegeningen van de Heer waardig maak.
Derde dag: Maria's ja-woord
Ik verheug mij met u, o allergelukzaligste Maagd! Die, door een enkel " ja" met de allerdiepste ootmoedigheid uitgesproken, het goddelijk Woord uit de schoot van de eeuwige Vader in uw zeer zuivere schoot hebt doen nederdalen. Ach, verwaardig u mijn hart altijd tot God te trekken, opdat ik steeds uw "ja" uit de grond van mijn hart moge loven, zeer godvruchtig uitroepende : o krachtig ja-woord, boven dat van alle anderen
Vierde dag: Maria's bereidwilligheid
Op de dag van uw Boodschap vond de Engel u, o verheven Maagd Maria, zo vaardig, zo bereid om aan de wil van God te gehoorzamen, alsook aan de begeerten van de gehele aanbiddelijke Drievuldigheid, die uw toestemming begeerde om de wereld te verlossen. Ach, maak dat ik allen voor- en tegenspoed, welke de goddelijke Voorzienigheid mij zal overzenden, ik steeds met onderwerping zeg: "Fiat mili secundum verbuum tuum: Dat mij geschiede naar uw woord."
Vijfde dag: Maria's gehoorzaamheid
Ik versta, o allerheiligste Maria, dat uw gehoorzaamheid u met God zo nauw verenigd hebt, dat ene zo schone vereniging met geen ander schepsel mogelijk is, en dat gij niet nauwer met God kon verenigd zijn zonder zelf God te worden: "Magis Deo conjungi, nisi fieret Deus, no potuit," maar ik ben beschaamd, bij het zien van de afstand welke mijn zonden tussen God en mij gesteld hebben. Ach, Moeder van barmhartigheid! Help mij daarover uit ganser harte een rechtzinnig leedwezen te hebben, opdat ik verdien eens met uw allerliefste Zoon Jezus verenigd te zijn.
Zesde dag: Maria's nederigheid
Indien gij, O Heilige Maagd Maria, door een uitwerksel van uw zedigheid, op het aanschouwen van de Aartsengel Gabriël bij zijn verschijning in uw woning, verschrikt waart, op mijn beurt ben ik in uw heilige tegenwoordigheid verschrikt, ter oorzake van mijn overgrote hovaardigheid. Ach, ik bid u, door uw onvergelijkbare ootmoedigheid, waardoor God aan de mensen is gegeven, de Hemel geopend en de zielen van de hel bevrijd zijn geweest, dat gij mij uit de afgrond van mijn zonden wilt redden, en zorgen, dat ik eindelijk zalig word.
Zevende dag: Maria's deugdzaamheid
Ofschoon mijn tong bezoedeld zij, begeer ik vurig, o allerzuiverste Maagd, u op elk ogenblik met deze woorden te mogen groeten: "Wees gegroet, vol van genade!" En ik bid u uit ganser harte, dat gij voor een deeltje die overvloedige genaden bekomt, welke de H. Geest u mededeelde, wanneer Hij u met zijn alvermogende kracht overlommerde.
Achtste dag: Maria's verbondenheid met de Heer
Ik geloof, o allerheiligste Maagd Maria, dat de almachtige God, die, van het ogenblik van uw Ontvangenis af, altijd met u is geweest, "Dominus tecum," nu nog veel meer met u verenigd is, daar Hij in uw allerzuiverste schoot is mens geworden. Ik bid u, maak dat ik, door de heiligmakende gratie, steeds van hart met diezelfde allerminnelijkste Heer Jezus verenigd zij.
Negende dag: Maria tijdens onze eeuwigheid
Ach, zegen, allerheiligste Maagd, zegen mijn hart, zegen mijn ziel, gij die steeds onder alle vrouwen gezegend waart, "Benedicta tu in mulieribus."
Wat mij aangaat, ik geloof zonder aarzelen, dat, indien gij, o mijne lieve Moeder, mij nu in dit leven zegent, ik nog na mijn dood, gedurende de ganse eeuwigheid, zal gezegend zijn in het verblijf van de eerlijkheid.